Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) Op 10 december 1948 keurde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) goed, met als doel de fundamentele rechten van alle individuen vast te leggen. Gedurende vele eeuwen zijn er diverse pogingen ondernomen om een algemene verklaring op te stellen die de basisrechten van mensen omvat. Een van de oudste hiervan is de Engelse Magna Carta uit 1215. In oktober 1939 suggereerde de Britse sciencefiction-schrijver H.G. Wells aan de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt om een nieuwe verklaring te formuleren. Na het overlijden van president Roosevelt was zijn vrouw Eleanor een van de drijvende krachten achter de totstandkoming van deze nieuwe verklaring. De behoefte aan een herziene verklaring over de rechten van de mens werd in 1948 sterk gevoeld, slechts enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog, waarin grootschalige misdaden tegen de menselijkheid hadden plaatsgevonden. De herinnering aan de Holocaust en andere wreedheden tegen burgers was nog vers. De UVRM werd opgesteld met als doel te voorkomen dat dergelijke gruwelijkheden zich ooit opnieuw zouden voordoen. Tot op de dag van vandaag blijft de UVRM een belangrijk kompas voor zowel ethisch als juridisch handelen, waaraan de handelwijze van overheden en organisaties kan worden getoetst. Hieronder vindt u de tekst van de eerste 5 artikelen in het Nederlands en het Oekraiens met transliteratie van het Oekraïens in het Latijnse alfabet. |
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens Загальна Декларація Прав Людини Zahal'na Deklaratsija Praw Ljoedini |
Artikel 1 Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen. |
Стаття 1. Всі люди народжуються вільними і рівними у своїй гідності та правах. Вони наділені розумом і совістю і повинні діяти у відношенні один до одного в дусі братерства. |
Stattja 1. Oesi ljoedi narodzjoejoet'sja vil'nimi i riwnimi oe svojij hidnosti ta pravach. Voni nadileni rozoemom i sovistjoe i povinni dijati oe vidnosjenni odin do odnoho v doesi braterstva. |
Artikel 2 |
Стаття 2. |
Stattja 2. Kozjna ljoedina povinna mati oesi prava i oesi svobodi, proholosjeni tsijejoe Deklaratsijejoe, nezalezjno vid rasi, kol'oroe sjkiri, stati, movi, relihiji, polititsjnich abo insjich perekonan', natsional'noho tsji sotsial'noho pochodzjennja, majnovoho, stanovoho abo insjoho stanovisjtsja. Krim toho, ne povinno provoditisja nijakoho rozriznennja na osnovi polititsjnoho, pravovoho abo mizjnarodnoho statoesoe krajini abo teritoriji, do jakoji ljoedina nalezjit', nezalezjno vid toho, tsji je tsja teritorija nezalezjnojoe, pidopitsjnojoe, nesamowrjadovanojoe abo jak-neboed' inaksje obmezjenojoe oe svojemoe soevereniteti. |
Artikel 3 |
Стаття 3. Кожна людина має право на життя, на свободу і на особисту недоторканність. |
Stattja 3. Kozjna ljoedina maje pravo na zjittja, na svobodoe i na osobistoe nedotorkannist'. |
Artikel 4 |
Стаття 4. Ніхто не повинен бути в рабстві або у підневільному стані; рабство і работоргівля забороняються в усіх їх видах. |
Stattja 4. Nichto ne povinen boeti v rabstvi abo oe pidnevil'nomoe stani; rabstvo i rabotorhiwlja zaboronjajoet'sja v oesich jich vidach. |
Artikel 5 |
Стаття 5. Ніхто не повинен зазнавати тортур, або жорстокого, нелюдського, або такого, що принижує його гідність, поводження і покарання. |
Stattja 5. Nichto ne povinen zaznavati tortoer, abo zjorstokoho, neljoeds'koho, abo takoho, sjtsjo prinizjoeje joho hidnist', povodzjennja i pokarannja. |
"Van dat, waarvan men niet kan spreken, moet men zwijgen.
Про що неможливо говорити --про те слід мовчати
"